Ik weet het, ik had beloofd meer te
schrijven. Ik weet het, ik had beloofd mijn reisverhaal af te maken. Echter, ik
zit al maanden met een soort writer’s block, voor zover ik een ‘writer’ ben.
Eigenlijk is het niet echt een writer’s block, maar meer een, hoe zal ik het
formuleren… een verandering in mijn kijk op de wereld. Met ‘de wereld’ bedoel
ik mijn wereld, deze rare plek die China heet en alles wat ik meemaak.
Toen ik in Beijing
zat, was het de eerste keer dat ik een lange periode in dit rare land doorbracht
en was bijna alles nieuw, grappig, interessant, ongelooflijk of wat dan ook.
Net als tijdens mijn terugkeer naar Beijing, waar ik over
geschreven heb, kan
weinig me eerlijk gezegd meer boeien. Ja, niks gaat hier zoals ik verwacht had,
of ik moet eigenlijk zeggen: gehoopt had. Want als je al verwacht dat niks zo
gaat als dat je verwacht, dan gaat het eigenlijk precies zoals je verwacht
had. Klinkt logisch, toch?
Als ik een slogan bij een reclame voor
reizen naar China zou moeten
verzinnen, zou ik zeggen: “China ,
expect the unexpected”. Die onverwachtheid, of zoals sommige sinologen zeggen:
“China
randomness”, tovert van tijd tot tijd nog steeds wel een glimlach op m’n
gezicht, of laat me in lachen uitbarsten, maar het boeit me gewoon allemaal
niet zoveel meer. Nu hoor ik m’n moeder (of m’n broer, for that matter) al
zeggen: “Ja, maar Luuk, voor de mensen die je verhalen lezen is het wel
allemaal nieuw en leuk om te lezen”. Echter, als het mij niet boeit, kan ik er ook geen
boeiend verhaal over schrijven, waardoor het waarschijnlijk een droge opsomming
van gebeurtenissen wordt. Misschien nog steeds leuk om te lezen voor sommige
mensen, maar ik ga me dan alleen maar ergeren aan m’n eigen verhalen en het
moet ook voor mij wel leuk blijven he.
Recap
Hoe dan ook, hier even goed de samenvatting
van de rest van mijn reis: 曲阜 Qufu, geboorteplaats van China’s
grootste wijsgeer (de mening van het Chinese volk reflecteert niet noodzakelijk
de mening van de auteur) is plat gezegd een boerengat. Er zijn welgeteld drie
bezienswaardigheden: 孔庙 kong miao, oftewel de Confucius Tempel (elke plek in China heeft een
Confucius tempel, maar deze is geloof ik de grootste ofzo), 孔府 kong fu (nee, niet kungfu, dat is wat
anders), wat zich nog al knullig laat vertalen tot “Het herenhuis van de
familie Kong”, en 孔林 kong lin, wat in principe een grote begraafplaats is waar nazaten van
Confucius begraven liggen. Al deze bezienswaardigheden staan op de UNESCO lijst
en worden allemaal keurig onderhouden. De rest van Qufu is een soort rurale vuilnisbelt waar er naast de normale riksjaws
en motoren er zo af en toe een wagen te vinden is die voortgetrokken wordt door
een paard dat er veel te ziek uit ziet, waar je zelf de er-nog-zieker-uitziende
hond kan uitkiezen voor je avondmaal in de 狗肉馆
(hondenvleesshop) en waar alles dicht gaat om tien uur ‘s
avonds, op een poolplek die door een Chinese vrouw van middelbare leeftijd, die standaard
Chinese soapserie’s zit te kijken gerund wordt, na (moeilijk zin, weet niet
precies waar de interpunctie hoort te staan, maar hopelijk is het te
begrijpen).
Hoe anders was mijn volgende bestemming: 上海 Shanghai. Het gaat misschien een beetje
ver om te zeggen dat ik een hekel heb aan Shanghai ,
maar het is gewoon niet mijn stad. Alles aan deze stad zegt: “Kijk, wij zijn China en wij
zijn een supermodern en ontwikkeld land want wij kunnen een zooitje enorme
gebouwen op een plek bij elkaar gooien”. Het eiland Pudong is een geweldige
vertoning van verschillende fallussen, met als hoogtepunt (bam, twee-,
misschien wel driedubbele betekenis) de flessenopener. Freud zou er een boek
over kunnen schrijven (Pa en ma, als jullie van plan zijn dit uit te printen
voor oma om te lezen, haal dit stuk er dan alsjeblieft uit). Dit was echter
alweer de derde keer dat ik deze stad bezocht. Dit had twee redenen, waarvan de
laatste belangrijker was dan de eerste. Ten eerste wilde ik weer het propaganda
poster museum dat gevestigd is in deze stad bezoeken. Ruim drie jaar geleden
had ik dit museum al een keer bezocht, maar dat was voordat ik in Amsterdam als vertaler van
oude Chinese communistische propaganda had gewerkt. Ik was benieuwd of het
museum veranderd was en hoe ik tegen het materiaal aan zou kijken
met mijn ondertussen (enigzins) getrainde ogen. Ik was alles behalve
teleurgesteld, het museum was ondertussen twee keer zo groot geworden en ik kon
de collectie deze keer alleen maar meer waarderen. Tijdens dit bezoek had ik tevens de kans de eigenaar van het
museum te ontmoeten (het is alsnog relatief klein en obscuur, het zit nota bene
in de kelder van een appartementencomplex. De Chinese overheid weet nog steeds
niet zo goed hoe ze met haar geschiedenis om moet gaan), een aardige man met
een passie voor voornamelijk de kunst van deze periode. Ik had ‘em verteld over
mijn studie in Leiden en mijn baan in Amsterdam . Hij kende
uiteraard de heer Landsberger en de heer Van der Heijden, respectievelijk mijn
docent Modern China, en de persoon verantwoordelijk voor onder andere de
Chinese collectie van het IISG in Amsterdam. Beiden overigens verantwoordelijk voor
de website www.chineseposters.net.
Hij liet me nog een aantal dingen uit z’n privecollectie zien en na een tijdje
gesproken te hebben, wisselden we contactgegevens uit.
Sindsdien heb ik hem een keer geholpen een Engels artikel dat hij had geschreven na te kijken op fouten, maar daar is
het vooralsnog bij gebleven. Het was de bedoeling dat we iets van een
samenwerking zouden doen, of in ieder geval dat ik iets van werk voor hem zou
doen, maar het is bij een artikel nakijken gebleven. Ik acht het niet helemaal
onwaarschijnlijk dat ik voor een vierde keer naar deze vreselijk stad zal gaan
om het contact tussen ons beiden te vernieuwen.
The Xiamen Life
Uiteindelijk kwam ik dan aan in 厦门 Xiamen. Nu is het alweer
februari, dus er is uiteraard veel gebeurd hier ondertussen. Heel veel. Teveel
om allemaal hier op te gaan lopen schrijven. Ik zal toch proberen om een
algemeen beeld te schetsen van mijn leven hier, de mensen waar ik mee omga en Xiamen in het algemeen.
Ik begin bij het eind, want fok het systeem!
In Xiamen is
het nooit, maar dan ook nooit winter. Ned Stark bleef zowat zeuren tot en met
het moment dat…. Nee wacht, spoiler-alert! Dit is een referentie naar de serie
genaamd Game of Thrones. Nog nooit van gehoord? Van gehoord maar nooit gekeken?
Je wist dit niet, maar in dat geval zit er een gapend gat in je leven dat
slechts door 20 afleveringen vol met intrige, spanning, actie, geweld en vooral
veel naaktheid opgevuld kan worden (niet geschikt voor mensen met een zwakke
maag. Maar zelfs als je een zwakke maag hebt, moet je het alsnog kijken).
Oke, sorry. Xiamen , Geen winter dus. Ik heb geen jas
hier, want ik heb geen jas nodig. 31 december liep ik buiten in een shirt met
korte mouwen, eind januari/begin februari deed ik op het terras van een van de
vele koffieplekken hier op campus een poging tot bruin worden, gewoon omdat het
kan. Dat ik uiteindelijk niet bruin geworden ben, komt overigens door de natuurlijke
schoonheid van mijn prachtige babyhuidje.
De gemiddelde Xiamenees maakt er een sport
van je niet te begrijpen, alles met een accent uit te spreken dat nog het meest
op Thais lijkt en alles wat je vraagt drie keer te herformuleren. “Een fles mineraalwater
alstublieft.” “Mineraalwater, een fles? Koud mineraalwater? Een fles koud
mineraalwater?” Of probeer voor de grap een biertje te bestellen: “Twee grote
flessen Tsingtao alstublieft, koud.” “Bier?
Een fles? Ow, twee flessen? Wat voor bier? Tsingtao ?
Wil je koude? Oke, twee flessen Tsingtao ,
kleine. Ow, grote? Oke, dat is dan 28 kuai. Wat? Oh nee, je hebt helemaal
gelijk, het is 12 per fles, 24 kuai dus. Een momentje alstublieft.” Wanneer de
serveerster dan eindelijk met je grote koude flessen Tsingtao
aangelopen komt, stelt ze ook nog even de geniale vraag: “Moet ik ze openmaken?”
Nee joh, zet maar gewoon neer, wij buitenlanders zuigen het bier normaal
gesproken regelrecht door het dopje heen. In China hebben ze een spreekwoord
voor mensen zoals dit: 粥粥无能, letterlijk vertaald: pap pap zonder vaardigheden. Papkindjes benne
ut, allegaar!
Maar ja, het klimaat maakt veel goed. In de
winter tenminste. Toen het nog zomer was, en soms toen het nog herfst was,
durfde ik eigenlijk niet naar buiten te gaan. Drie stappen en ik was zeik- en
zeiknat van het zweet. Hele dag de airco aan, en daar pakken ze je op he!
Gluiperds. Blijkbaar zijn de airco’s hier net na de openstelling van China
in ’78 geinstalleerd, dus vreten ze onwijs veel energie en dat zie je uiteraard
weer terug in de rekening.
Goed, ik heb tenminste airco, dus ik mag
niet klagen. Ook is het strand echt letterlijk om de hoek, dus nog minder reden
om te klagen, al heb ik het over het algemeen niet zo met het strand. De lucht
die je inademt veroorzaakt ook niet direct vreselijke ziektes, dus dat is al
een hele verbetering met Beijing .
Positive thinking, TSJAKKA!
Maar ja, dan de reden waarom ik naar dit stuk aarde ben gekomen: de studie. Chinese philosophy, of
Chinese culture, net wat je op je CV wilt zetten. Vrij betekenisloos in beide
gevallen, want veel stelt het allemaal niet voor. Ik had vier vakken vorig
semester, waarvan ik er voor twee vrijstelling heb gekregen vanwege mijn
achtergrond. ‘Understanding China ’
en ‘Rudiments of Chinese language’ hoefde ik toch echt niet meer te doen. Mijn
andere twee vakken hoef ik eigenlijk ook niet te doen, aangezien het inleidende
vakken zijn voor premoderne Chinese geschiedenis en premoderne Chinese
literatuur. Maar aangezien dit officieel nog steeds een communistisch land is,
moeten er onlogische regels zijn waar niet onderuit is te komen. Dus moet ik
nog twee essays schrijven. Goed, je moet toch wat. Wel jammer dat de leraren
die je essays gaan lezen waarschijnlijk de helft niet begrijpen vanwege hun
gebrekkige Engels.
Op zoek naar een baantje dan maar, want
naast dat je toch iets nuttigs moet doen, gaat geld er altijd sneller doorheen
dan je verwacht. Terwijl bijna iedereen waar ik mee omga en lekkere volle beurs
krijgt, moet ik het nog steeds doen met een beurs die slechts collegegeld dekt
(goed, en wat spaargeld verworven door werk en gulle donaties van familie, en
stufi). Daarnaast waren een aantal maanden geleden, mijn tas, laptop en
paspoort gestolen, wat weer voor de nodige kosten heeft gezorgd. Tot nu toe ben
ik helaas nog niet erg succesvol geweest in het vinden van werk, of zeg maar
gerust erg niet succesvol. Nee, zeg dat maar niet, dat klinkt niet correct. Een
sollicitatie gehad bij een school voor Engels, waar ik na een week wachten zelf
contact op moest nemen om slechts te ontdekken dat ze opeens geen mensen meer
nodig hadden. Ik heb echter een beetje genetwerkt, heb wat telefoonnummers
gekregen, dus ik ga deze week weer vrolijk verder (het was Chinees nieuwjaar,
dus alles was dicht. Deze week begint het ‘normale’ leven weer). Duim voor me!
(of stort op giro 1614*****, help een student)
Waar ik me naast het lezen, schrijven en
werk zoeken dan nog meer mee bezighoud? Bier drinken, poolen, gamen, films,
series en NBA kijken, basketballen, golfen (jaja!), karaoke en zo af en toe
hardlopen. Als het even kan ,
dan maak ik een klein (budget-)tripje naar een niet al te verre bestemming. De
laatste twee weken heb ik twee ‘bijzondere’ tripjes gemaakt, daarover de
volgende keer meer. Mijn leven hier kabbelt dus rustig voort. Of eigenlijk,
redelijk snel. Ik kan
niet geloven dat het alweer februari is en dat het tweede semester alweer bijna
begint. Ook als je niet echt lol hebt, gaat de tijd even goed nog snel voorbij.
Lekker golfen met Phil |