donderdag 21 februari 2013

Scholarship apologin'

Ik weet het, ik had beloofd meer te schrijven. Ik weet het, ik had beloofd mijn reisverhaal af te maken. Echter, ik zit al maanden met een soort writer’s block, voor zover ik een ‘writer’ ben. Eigenlijk is het niet echt een writer’s block, maar meer een, hoe zal ik het formuleren… een verandering in mijn kijk op de wereld. Met ‘de wereld’ bedoel ik mijn wereld, deze rare plek die China heet en alles wat ik meemaak. Toen ik in Beijing zat, was het de eerste keer dat ik een lange periode in dit rare land doorbracht en was bijna alles nieuw, grappig, interessant, ongelooflijk of wat dan ook. Net als tijdens mijn terugkeer naar Beijing, waar ik over geschreven heb, kan weinig me eerlijk gezegd meer boeien. Ja, niks gaat hier zoals ik verwacht had, of ik moet eigenlijk zeggen: gehoopt had. Want als je al verwacht dat niks zo gaat als dat je verwacht, dan gaat het eigenlijk precies zoals je verwacht had. Klinkt logisch, toch?

Als ik een slogan bij een reclame voor reizen naar China zou moeten verzinnen, zou ik zeggen: “China, expect the unexpected”. Die onverwachtheid, of zoals sommige sinologen zeggen: “China randomness”, tovert van tijd tot tijd nog steeds wel een glimlach op m’n gezicht, of laat me in lachen uitbarsten, maar het boeit me gewoon allemaal niet zoveel meer. Nu hoor ik m’n moeder (of m’n broer, for that matter) al zeggen: “Ja, maar Luuk, voor de mensen die je verhalen lezen is het wel allemaal nieuw en leuk om te lezen”. Echter, als het mij niet boeit, kan ik er ook geen boeiend verhaal over schrijven, waardoor het waarschijnlijk een droge opsomming van gebeurtenissen wordt. Misschien nog steeds leuk om te lezen voor sommige mensen, maar ik ga me dan alleen maar ergeren aan m’n eigen verhalen en het moet ook voor mij wel leuk blijven he.



Recap
Hoe dan ook, hier even goed de samenvatting van de rest van mijn reis: 曲阜 Qufu, geboorteplaats van China’s grootste wijsgeer (de mening van het Chinese volk reflecteert niet noodzakelijk de mening van de auteur) is plat gezegd een boerengat. Er zijn welgeteld drie bezienswaardigheden: 孔庙 kong miao, oftewel de Confucius Tempel (elke plek in China heeft een Confucius tempel, maar deze is geloof ik de grootste ofzo), 孔府 kong fu (nee, niet kungfu, dat is wat anders), wat zich nog al knullig laat vertalen tot “Het herenhuis van de familie Kong”, en 孔林 kong lin, wat in principe een grote begraafplaats is waar nazaten van Confucius begraven liggen. Al deze bezienswaardigheden staan op de UNESCO lijst en worden allemaal keurig onderhouden. De rest van Qufu is een soort rurale vuilnisbelt waar er naast de normale riksjaws en motoren er zo af en toe een wagen te vinden is die voortgetrokken wordt door een paard dat er veel te ziek uit ziet, waar je zelf de er-nog-zieker-uitziende hond kan uitkiezen voor je avondmaal in de 狗肉馆 (hondenvleesshop) en waar alles dicht gaat om tien uur ‘s avonds, op een poolplek die door een Chinese vrouw van middelbare leeftijd, die standaard Chinese soapserie’s zit te kijken gerund wordt, na (moeilijk zin, weet niet precies waar de interpunctie hoort te staan, maar hopelijk is het te begrijpen).

Hoe anders was mijn volgende bestemming: 上海 Shanghai. Het gaat misschien een beetje ver om te zeggen dat ik een hekel heb aan Shanghai, maar het is gewoon niet mijn stad. Alles aan deze stad zegt: “Kijk, wij zijn China en wij zijn een supermodern en ontwikkeld land want wij kunnen een zooitje enorme gebouwen op een plek bij elkaar gooien”. Het eiland Pudong is een geweldige vertoning van verschillende fallussen, met als hoogtepunt (bam, twee-, misschien wel driedubbele betekenis) de flessenopener. Freud zou er een boek over kunnen schrijven (Pa en ma, als jullie van plan zijn dit uit te printen voor oma om te lezen, haal dit stuk er dan alsjeblieft uit). Dit was echter alweer de derde keer dat ik deze stad bezocht. Dit had twee redenen, waarvan de laatste belangrijker was dan de eerste. Ten eerste wilde ik weer het propaganda poster museum dat gevestigd is in deze stad bezoeken. Ruim drie jaar geleden had ik dit museum al een keer bezocht, maar dat was voordat ik in Amsterdam als vertaler van oude Chinese communistische propaganda had gewerkt. Ik was benieuwd of het museum veranderd was en hoe ik tegen het materiaal aan zou kijken met mijn ondertussen (enigzins) getrainde ogen. Ik was alles behalve teleurgesteld, het museum was ondertussen twee keer zo groot geworden en ik kon de collectie deze keer alleen maar meer waarderen. Tijdens dit bezoek had ik tevens de kans de eigenaar van het museum te ontmoeten (het is alsnog relatief klein en obscuur, het zit nota bene in de kelder van een appartementencomplex. De Chinese overheid weet nog steeds niet zo goed hoe ze met haar geschiedenis om moet gaan), een aardige man met een passie voor voornamelijk de kunst van deze periode. Ik had ‘em verteld over mijn studie in Leiden en mijn baan in Amsterdam. Hij kende uiteraard de heer Landsberger en de heer Van der Heijden, respectievelijk mijn docent Modern China, en de persoon verantwoordelijk voor onder andere de Chinese collectie van het IISG in Amsterdam. Beiden overigens verantwoordelijk voor de website www.chineseposters.net. Hij liet me nog een aantal dingen uit z’n privecollectie zien en na een tijdje gesproken te hebben, wisselden we contactgegevens uit.

Sindsdien heb ik hem een keer geholpen een Engels artikel dat hij had geschreven na te kijken op fouten, maar daar is het vooralsnog bij gebleven. Het was de bedoeling dat we iets van een samenwerking zouden doen, of in ieder geval dat ik iets van werk voor hem zou doen, maar het is bij een artikel nakijken gebleven. Ik acht het niet helemaal onwaarschijnlijk dat ik voor een vierde keer naar deze vreselijk stad zal gaan om het contact tussen ons beiden te vernieuwen.


The Xiamen Life
Uiteindelijk kwam ik dan aan in 厦门 Xiamen. Nu is het alweer februari, dus er is uiteraard veel gebeurd hier ondertussen. Heel veel. Teveel om allemaal hier op te gaan lopen schrijven. Ik zal toch proberen om een algemeen beeld te schetsen van mijn leven hier, de mensen waar ik mee omga en Xiamen in het algemeen.

Ik begin bij het eind, want fok het systeem! In Xiamen is het nooit, maar dan ook nooit winter. Ned Stark bleef zowat zeuren tot en met het moment dat…. Nee wacht, spoiler-alert! Dit is een referentie naar de serie genaamd Game of Thrones. Nog nooit van gehoord? Van gehoord maar nooit gekeken? Je wist dit niet, maar in dat geval zit er een gapend gat in je leven dat slechts door 20 afleveringen vol met intrige, spanning, actie, geweld en vooral veel naaktheid opgevuld kan worden (niet geschikt voor mensen met een zwakke maag. Maar zelfs als je een zwakke maag hebt, moet je het alsnog kijken).




Oke, sorry. Xiamen, Geen winter dus. Ik heb geen jas hier, want ik heb geen jas nodig. 31 december liep ik buiten in een shirt met korte mouwen, eind januari/begin februari deed ik op het terras van een van de vele koffieplekken hier op campus een poging tot bruin worden, gewoon omdat het kan. Dat ik uiteindelijk niet bruin geworden ben, komt overigens door de natuurlijke schoonheid van mijn prachtige babyhuidje.




De gemiddelde Xiamenees maakt er een sport van je niet te begrijpen, alles met een accent uit te spreken dat nog het meest op Thais lijkt en alles wat je vraagt drie keer te herformuleren. “Een fles mineraalwater alstublieft.” “Mineraalwater, een fles? Koud mineraalwater? Een fles koud mineraalwater?” Of probeer voor de grap een biertje te bestellen: “Twee grote flessen Tsingtao alstublieft, koud.” “Bier? Een fles? Ow, twee flessen? Wat voor bier? Tsingtao? Wil je koude? Oke, twee flessen Tsingtao, kleine. Ow, grote? Oke, dat is dan 28 kuai. Wat? Oh nee, je hebt helemaal gelijk, het is 12 per fles, 24 kuai dus. Een momentje alstublieft.” Wanneer de serveerster dan eindelijk met je grote koude flessen Tsingtao aangelopen komt, stelt ze ook nog even de geniale vraag: “Moet ik ze openmaken?” Nee joh, zet maar gewoon neer, wij buitenlanders zuigen het bier normaal gesproken regelrecht door het dopje heen. In China hebben ze een spreekwoord voor mensen zoals dit: 粥粥无能, letterlijk vertaald: pap pap zonder vaardigheden. Papkindjes benne ut, allegaar!

Maar ja, het klimaat maakt veel goed. In de winter tenminste. Toen het nog zomer was, en soms toen het nog herfst was, durfde ik eigenlijk niet naar buiten te gaan. Drie stappen en ik was zeik- en zeiknat van het zweet. Hele dag de airco aan, en daar pakken ze je op he! Gluiperds. Blijkbaar zijn de airco’s hier net na de openstelling van China in ’78 geinstalleerd, dus vreten ze onwijs veel energie en dat zie je uiteraard weer terug in de rekening.
Goed, ik heb tenminste airco, dus ik mag niet klagen. Ook is het strand echt letterlijk om de hoek, dus nog minder reden om te klagen, al heb ik het over het algemeen niet zo met het strand. De lucht die je inademt veroorzaakt ook niet direct vreselijke ziektes, dus dat is al een hele verbetering met Beijing. Positive thinking, TSJAKKA!




Maar ja, dan de reden waarom ik naar dit stuk aarde ben gekomen: de studie. Chinese philosophy, of Chinese culture, net wat je op je CV wilt zetten. Vrij betekenisloos in beide gevallen, want veel stelt het allemaal niet voor. Ik had vier vakken vorig semester, waarvan ik er voor twee vrijstelling heb gekregen vanwege mijn achtergrond. ‘Understanding China’ en ‘Rudiments of Chinese language’ hoefde ik toch echt niet meer te doen. Mijn andere twee vakken hoef ik eigenlijk ook niet te doen, aangezien het inleidende vakken zijn voor premoderne Chinese geschiedenis en premoderne Chinese literatuur. Maar aangezien dit officieel nog steeds een communistisch land is, moeten er onlogische regels zijn waar niet onderuit is te komen. Dus moet ik nog twee essays schrijven. Goed, je moet toch wat. Wel jammer dat de leraren die je essays gaan lezen waarschijnlijk de helft niet begrijpen vanwege hun gebrekkige Engels.

Op zoek naar een baantje dan maar, want naast dat je toch iets nuttigs moet doen, gaat geld er altijd sneller doorheen dan je verwacht. Terwijl bijna iedereen waar ik mee omga en lekkere volle beurs krijgt, moet ik het nog steeds doen met een beurs die slechts collegegeld dekt (goed, en wat spaargeld verworven door werk en gulle donaties van familie, en stufi). Daarnaast waren een aantal maanden geleden, mijn tas, laptop en paspoort gestolen, wat weer voor de nodige kosten heeft gezorgd. Tot nu toe ben ik helaas nog niet erg succesvol geweest in het vinden van werk, of zeg maar gerust erg niet succesvol. Nee, zeg dat maar niet, dat klinkt niet correct. Een sollicitatie gehad bij een school voor Engels, waar ik na een week wachten zelf contact op moest nemen om slechts te ontdekken dat ze opeens geen mensen meer nodig hadden. Ik heb echter een beetje genetwerkt, heb wat telefoonnummers gekregen, dus ik ga deze week weer vrolijk verder (het was Chinees nieuwjaar, dus alles was dicht. Deze week begint het ‘normale’ leven weer). Duim voor me! (of stort op giro 1614*****, help een student)
Lekker golfen met Phil
Waar ik me naast het lezen, schrijven en werk zoeken dan nog meer mee bezighoud? Bier drinken, poolen, gamen, films, series en NBA kijken, basketballen, golfen (jaja!), karaoke en zo af en toe hardlopen. Als het even kan, dan maak ik een klein (budget-)tripje naar een niet al te verre bestemming. De laatste twee weken heb ik twee ‘bijzondere’ tripjes gemaakt, daarover de volgende keer meer. Mijn leven hier kabbelt dus rustig voort. Of eigenlijk, redelijk snel. Ik kan niet geloven dat het alweer februari is en dat het tweede semester alweer bijna begint. Ook als je niet echt lol hebt, gaat de tijd even goed nog snel voorbij.